Monique Nijhuis: “In de wetenschap is het vaak twee stappen naar voren en een weer terug”
Wij willen aids de wereld uit hebben. Dat doen we onder meer door het steunen van wetenschappelijk onderzoek. Onderzoeker Monique Nijhuis (48) leidt diverse onderzoeken en vertelt over haar drijfveren. “Ik wil meemaken dat we hiv onder controle kunnen houden zonder medicatie” .
“Ik doe al sinds begin jaren negentig hiv-onderzoek. Op dat moment overleden alle mensen met hiv nog. Ik heb het hele voortraject naar een werkend medicijn meegemaakt. Sinds 1996 kunnen we in principe iedereen effectief behandelen met hiv, op een handjevol mensen na die al heel vroeg geïnfecteerd waren en nu resistent zijn voor veel medicijnen. We hebben dus enorme stappen gemaakt. Het lijkt mij fantastisch om ook mee te maken dat we hiv onder controle hebben zonder medicatie.
Er zijn een aantal mensen waarbij die controle al bereikt is. Zij zijn heel vroeg na hun hiv-infectie getest en gelijk behandeld. Na een aantal jaar zijn ze gestopt met de behandeling. In hun bloed kunnen we het virus nog steeds aantonen, maar in kleine hoeveelheden. Het lichaam houdt het virus zelf onder controle. Dat is een grote doorbraak. Maar helaas weten we niet hoe dat kan. Wat die 10% nu anders maakt dan de andere 90% van de vroeg behandelde mensen waarbij dat niét zo is. Daar doen we nu veel onderzoek naar. Want als we dát weten, is dat een mooie eerste stap richting genezing.”
Van hiv-behandeling naar genezing
“Ik heb veel onderzoek gedaan naar resistentie. Wat maakt het hiv-virus resistent tegen behandeling? De laatste jaren heb ik – en de meeste hiv-onderzoekers wereldwijd- langzaam de focus verlegd van behandeling naar genezing. Annemarie Wensing en ik leiden samen een team dat daar nu heel druk mee bezig is. We kijken naar de plekken waar het virus zich kan verstoppen gedurende de hiv-behandeling. Want de huidige medicatie krijgt het virus niet overal weg. Ondertussen bedenken we ook hoe we mensen met die kennis dan kunnen genezen. Dus we werken van twee kanten aan oplossingen. Ons team is heel breed. Er zitten onderzoekers in met een achtergrond in biologie, medische wetenschap, scheikunde en geneeskunde. We werken met z’n allen aan meerdere onderzoeken tegelijk. Soms zit er technisch wat tegen of moet je ergens op wachten, dan is het fijn dat je door kan met andere projecten.
Ik hou ervan om samen te werken. Binnen mijn team, maar ook met onderzoekers in het buitenland. Het is mooi om met mensen over de hele wereld aan hetzelfde doel te werken. Ik ben een verbinder. Ik word blij als ik aan het einde van de dag kan denken: alles staat op de rit en iedereen werkt lekker samen. Ik ben ook positief, een blij ei noemen ze me altijd. Het glas is bij mij vaak half vol, niet half leeg. Ik denk dat dat in mijn werkveld belangrijk is. In de wetenschap is het vaak twee stappen naar voren en dan een weer terug. Daar moet je mee kunnen omgaan. Mijn werk kost veel energie, veel tijd en veel inzet. Dat vereist een positieve instelling, anders hou je het niet vol. Je doet het voor dingen die energie teruggeven, het idee dat je het verschil kan maken. Als je overal problemen ziet, kom je niet verder. Je moet kunnen schakelen. Dat geldt trouwens niet alleen voor hiv-onderzoeken, maar voor veel dingen in de wereld.”
Verschil maken voor mensen met hiv
“Het mooiste aan mijn werk is als ik echt een wetenschappelijke stap zet. Als ik iets nieuws te weten ben gekomen. Dat ik beter begrijp waarom het virus zich op een bepaalde manier gedraagt. Het ultieme geluk is voor mij dat ik een puzzelstukje in de puzzel kan plaatsen. Dat gebeurt overigens niet vaak. Doorgaans ben ik al blij als ik een klein stapje vooruit kom. Elk stapje telt. Inmiddels heb ik een persoonlijke fascinatie voor het virus.
Als je mij vraagt: ‘Waar zie je jouw toekomst?’ Dan is dat echt in het hiv-veld en niet daarbuiten. Over het algemeen kan ik mijn werk wel loslaten als ik naar huis ga. Maar het is natuurlijk nooit helemaal weg. Het sluimert altijd door in mijn hoofd. En dat is goed, want dat zijn juist de momenten dat je een ingeving krijgt. Mijn werk lijkt misschien een ver-van-mijn-bed-show omdat ik niet vaak contact heb met hiv-geïnfecteerden, maar zo voelt het niet. Elk onderzoek dat ik doe, doe ik met in mijn achterhoofd het idee dat mensen met hiv daar direct voordeel van moeten hebben. Dus in die zin zijn ze altijd heel dichtbij.”
Wereldwijd een einde aan aids maken is een grote uitdaging. Maar dat wil niet zeggen dat we het niet moeten proberen!
Wereldwijd nog een groot probleem
“Er moet meer aandacht komen voor hiv en aids. Het is belangrijk beide weer goed op de agenda te krijgen. Ik merk dat de urgentie zakt. Als ik het over mijn onderzoek heb in mijn omgeving, zeggen mensen: ‘Maar hiv is toch goed te behandelen? Waarom moet je daar nog steeds aan werken?’ Het wordt gezien als een chronische ziekte. Vaak hebben ze mensen in hun directe omgeving die zijn overleden aan kanker of hart- en vaatziektes. Dan zeggen ze: ‘De urgentie daar is wel even een stukje hoger.’ Waarbij ze volledig voorbijgaan aan het feit dat hiv wereldwijd nog een enorm probleem is.”
Wereldwijd een einde aan aids maken is een grote uitdaging. Maar dat wil niet zeggen dat we het niet moeten proberen. Toen ik net begon, konden we niemand behandelen. Nu kunnen we dat wel, voor relatief weinig geld. Dan vind ik ook dat we die medicijnen moeten inzetten om de epidemie te stoppen. We hebben de morele verplichting om nieuwe hiv-infecties te voorkomen. Want we kunnen het. Als we alles op alles zetten, zijn we in staat de epidemie veel kleiner te maken.
Genezingsonderzoek
Monique: ”We kunnen mensen met hiv tegenwoordig goed behandelen. Maar we kunnen hen niet genezen. Dat is omdat het virus zich op plekken in het lichaam schuilhoudt. We weten niet zo goed hoe dat kan en we weten niet waar. Veel van onze onderzoeken gesteund door Aidsfonds gaan daarover. Het meest recente onderzoek gaat specifiek over het hersenvocht. We hebben het idee – op basis van onze eerdere onderzoeken – dat het virus zich kan schuilhouden in het brein. Daarom gaan we in het lab kijken in biopten. In hoeverre kunnen we daar nog hiv aantonen en is het nog levensvatbaar? In welke cellen kan het virus zich vermenigvuldigen? Deze kennis breng ons weer een stap verder op de weg naar genezing.”